Raadselachtig is het, wat er omgaat in mijn hoofd. Hoe een gedachte rustig rijpt of juist gevaarlijk gist. Waarom een ingeving wortelschiet, opbloeit tot idee en uitgroeit tot een plan. Of niet. Sommige verlangens vinden hun weg via onvermoede geitenpaadjes in mijn brein en ontvouwen zich vervolgens als volwassen plan, terwijl andere in mijn onbewuste blijven sluimeren tot zich ooit een gunstige gelegenheid voordoet om te ontkiemen.
Nu ik eind vorig jaar ben begonnen aan de Via Francigena, en van Canterbury in etappes op weg ben naar Rome, lijkt de Eeuwige Stad alomtegenwoordig (wat natuurlijk ook de reden is voor deze eretitel). Vrijwel dagelijks maakt een denkbeeldig klingeltje mij alert: Roma!
‘Ergens diep in mijn brein heeft Rome jaren liggen sluimeren’
Handige website nodig voor logistieke vragen? Kijk op www.rome2rio.com. Nieuwe Nederlandse film? De man uit Rome. Zo gaat dat als je brein zich op iets focust: je ontwikkelt een bijzondere gevoeligheid voor bepaalde woorden of beelden. Met de start van de Giro d’Italia gaat dat de komende weken niet verminderen.
Maar de aantrekkingskracht die de Italiaanse hoofdstad op mij heeft, gaat veel verder terug. Ergens diep in mijn brein heeft Rome jaren liggen sluimeren. Ruim vijftig jaar. En ook daaraan word ik de laatste tijd vrijwel dagelijks herinnerd.
In 1972 verscheen het eerste rapport van de Club van Rome. De grenzen aan de groei heette het en het sloeg in Nederland in als een bom. Als negenjarige was ik te jong om de reikwijdte ervan echt te begrijpen, maar de sombere ernst waarmee over dit rapport werd gesproken herinner ik mij goed.
Mijn vader werkte indertijd als chemisch technicus in de milieutechniek. Hij hield zich bezig met afvalwaterzuivering en werkte later aan de ontwikkeling van rookgasontzwavelinginstallaties van energiecentrales.
De natuur en het milieu hadden zijn warme belangstelling. Dat je zuinig omging met water en elektriciteit was bij ons thuis vanzelfsprekend. Om financiële redenen maar ook zeker uit zorg om het milieu. Het alarmerende rapport van de Club van Rome had mijn vaders volle aandacht.
Pas bij het opruimen van zijn flat, tien jaar geleden inmiddels, zag ik het boekje terug. Het is een onooglijk pocketje maar de grijzige cover met de ronde letters – typisch jaren zeventig – oogt vertrouwd. Op de kaft, als waarschuwing vooraf, een bergafwaartse lijn van een grafiek en een kwijnend margrietje.
De boodschap is duidelijk: dit wordt een deprimerend verhaal. En toch, voor mij als kind resoneerde in de titel iets mee dat vrolijk stemde. Iets opwindends.
Voor de negenjarige die opgroeide met het boek Jannie’s vrolijke zwemclub, die met klasgenoten een toneelclub oprichtte en voor wie ‘club’ staat voor geheimzinnige gezelligheid en saamhorigheid, was het bestaan van dit illustere gezelschap een geweldige ontdekking.
De overtreffende trap van een club is de Club van Rome. Vandaar: Rome. Ook natuur- en milieubehoud heeft mij nooit meer losgelaten. Vijftig jaar later lees ik Wat we toen al wisten van Geert Buelens, over ‘de vergeten groene geschiedenis van 1972’. En als bezwering tegen somberheid en machteloosheid zeg ik zachtjes: welkom bij de club!
Waarom stopt André met zijn tocht?
Op zijn tweede pelgrimstocht merkt André dat deze tocht anders is dan zijn eerste, hij stopt. Wat verder gaat is de pelgrimage van André naar Annette.
Annette is het alter-ego van André Brouwer. ‘Als ik van onze Schepper had mogen kiezen, was ik liever een meisje geweest. Maar er was niks te kiezen.’
Per verkocht boek wordt €2,50 gereserveerd voor pelgrimsgerelateerde goede doelen.