We zien een heleboel ‘niets’, en af en toe een hooiberg. Als je goed kijkt zie je ver in het noorden de Picos de Europa. We lopen allemaal westwaarts richting Santiago. Een man zit langs de weg met zijn gezicht naar het Oosten. Zit hij te mediteren? Nee, hij zit te zonnen. Ook zijn andere kant moet bruin worden. We lopen natuurlijk de hele tijd met onze linkerkant in de zon.
Een makkie
Het is weer zo’n dag dat er mannetjes aan je rugzak hangen. Het zijn dezelfde mannetjes die op de Meseta aan kerktorens staan te trekken. Je loopt van kerktoren naar kerktoren want waar een kerk is, is een dorp. Maar die mannetjes binden touwtjes aan de kerk en elke keer als je denkt dat de kerk dichterbij komt, trekken ze snel aan het touwtje. En vandaag hangen ze aan mijn rugzak te trekken, hij wordt steeds zwaarder.
Ik begin toch een beetje de Japanse monniken te begrijpen in het boek van Ineke Albers: De god van het lopen. Deze monniken lopen honderd nachten na elkaar 35 kilometer de berg op en neer onder ritmisch handgeklap. Toen ik het las vond ik het onbegrijpelijk, maar eigenlijk is het een makkie. Ik denk dat je er verslaafd aan raakt.
Zoeken naar ooievaars
Het is het land van de ooievaars. Er komt er eentje rakelings langs met een prooi in zijn snavel. Of een baby’tje? En weer een toren waar drie nesten met jongen op zitten. Grote jongen deze keer. Geen wonder dat ze goed groeien, het stikt van de kikkers hier.
Zoek je een bar, dan moet je eerst naar ooievaars zoeken
Onder het lopen denk je na over allerlei zaken. Ook als je samen loopt, gebeurt dat. En het mooie van samen lopen is dat je ideeën kunt delen en bespreken, waardoor je weer tot nieuwe inzichten komt. Niet altijd diepgaand, soms zijn het onzinnige dingen alleen maar bedoeld om de tijd te verdrijven. Zo hebben we een theorie over de ooievaars: zoek onderweg de ooievaarsnesten. Die zitten vaak op de kerktoren. Bij de kerk is altijd wel een bar. Dus zoek je een bar, dan moet je eerst naar ooievaars zoeken.

Pijn verzachten
Het is wel ver, 32 kilometer. Een kilometer of vijf voor ons einddoel lopen we nog steeds boven op een berg en hebben we al uren niemand meer gezien. Alleen een enkele boer tussen de druivenstruiken. We beginnen echt te twijfelen of we wel goed gaan. Er is nog geen dorp of stad te zien, niet eens een huis en de zon staat ook nog eens verkeerd. Die moet links van ons staan, maar nu staat hij pal van voren. En de mannetjes zitten weer op de rugzak. Maar we gaan door. Het komt vast wel goed.
Als je naar je lichaam luistert en je concentreert je op het lopen, dan leer je hoe je de pijn kunt verzachten. Je loopt in het ritme van je stokken, blik een meter vooruit, verstand op nul. Drie weken zijn we nu onderweg, en ik ben er nu achter hoe het werkt.
We zijn de hele dag alleen maar bezig met: Waar eten we? Hoe ver komen we? Waar slapen we? Je kijkt af en toe wel rond om te genieten van de omgeving, maar je kunt er niet te lang bij blijven stilstaan want het is moeilijk om daarna weer op gang te komen. Je rugzak leg je alleen af om even te rusten, wat te eten en dan weer door.
Dorp aan de camino
Als je een dagje langer in zo’n pelgrimsdorpje verblijft zie je hoe zo’n dag verloopt. Om acht uur in de ochtend zijn de pelgrims vertrokken. Dan worden de slaapzalen opgeruimd, wasmachines draaien en de albergues gaan dicht tot een uur of één. Barretjes gaan open om de langskomende pelgrims te voorzien van verfrissingen. Je ziet ze langzaam voorbij komen.
Na de middag komen de eerste pelgrims alweer binnen op zoek naar een overnachtingsplek. Zo rond die tijd verschijnen de eerste schoenen in de rekken en rugzakken bij de bedden. De wasjes gaan aan de waslijntjes en de barretjes vullen zich met pelgrims.

Bidet en shampoo
We gaan het missen na de camino, al die toevallige ontmoetingen. Je hebt alle tijd en je schuift gemakkelijk bij elkaar aan. Er is geen haast en je hebt allemaal hetzelfde doel: Santiago.
Bij het eten zitten we naast twee Amerikaanse dames, ze komen uit Texas. Ze zijn nog maar vier dagen aan het lopen en rollen bijna van hun stoel van bewondering als ze horen dat we helemaal uit Saint-Jean-Pied-de-Port zijn komen lopen. Zo bijzonder is dat niet, dat doen de meeste pelgrims. Het zijn van die reizigers die hun bagage laten nasturen. Ze slapen in hotels, alles is al geregeld. De dames vertellen dat ze hun was in het bidet hebben gedaan met shampoo …
Afscheid van de mannetjes
De laatste wandelingen zijn toch nog stevig, veel klimmen en dalen. De mannetjes zijn voor de laatste keer behoorlijk actief, ze dansen op en neer op de rugzak. Ze mogen van ons, straks hebben we geen last meer van ze.

Waarom stopt André met zijn tocht?
Op zijn tweede pelgrimstocht merkt André dat deze tocht anders is dan zijn eerste, hij stopt. Wat verder gaat is de pelgrimage van André naar Annette.
Annette is het alter-ego van André Brouwer. ‘Als ik van onze Schepper had mogen kiezen, was ik liever een meisje geweest. Maar er was niks te kiezen.’
Per verkocht boek wordt €2,50 gereserveerd voor pelgrimsgerelateerde goede doelen.