‘Je had al zo’n raar kuchje toen je wegging’

Inez en ik zijn geen vreemden voor elkaar. Toen ik in na een kleine vier maanden in Santiago aankwam, bleef ik er nog een week om rustig aan het einde van mijn camino te wennen. Inez was een van de hospitaleros in de Huiskamer van de Lage Landen. We trokken die week veel met elkaar op. Inmiddels is het decor heel anders. Inez bewoont samen met haar man Jaap een appartement op vijftien hoog in het stadshart van Zoetermeer. Ik praat er over de camino die ze met haar dochter Merel liep, maar die heel anders ging dan verwacht.

Huiskamer

‘Ja, die huiskamer was een mooie afsluiting. Doordat ik met mijn dochter liep had ik wat minder contact met andere pelgrims. Door het hospitaleren in de huiskamer had ik de gelegenheid om ook de verhalen van anderen te horen. Merel heeft wel veel contacten met andere pelgrims gehad doordat ze de laatste vijfhonderd kilometer alleen heeft gelopen. Maar het verdiepen van de relatie met je dochter is minstens zo belangrijk.

“Mam, zou je het leuk vinden met me naar Santiago de Compostela te lopen,” zei mijn dochter ineens vanuit het niets. “Ja, hartstikke leuk,” zei ik meteen zonder overleg met de achterban. Merel was toen 27 en had het niet zo naar haar zin op haar werk. Ze wilde er al lopende achter komen wat ze wel leuk zou vinden. Er zijn stukjes op zijn plaats gevallen en toen ze terug was, wist ze wat ze wilde en heeft ze meteen gesolliciteerd. Ze werkte bij het uitzendbureau van de Rabobank. Nu werkt ze er nog steeds, maar nu als accountmanager groot zakelijk. Ik had wel wat zorgen, Merel is helemaal niet sportief, dus ik vroeg met wel af wat dat zou gaan worden. Ik ben heel veel gaan trainen, maar Merel liep af en toe een beetje.’

Mam, zou je het leuk vinden met me naar Santiago de Compostela te lopen?

Raar kuchje

‘We zijn 20 maart op pad gegaan. We hebben ons eerst door de pastoor van de Jacobskerk in Den Haag laten zegenen, maar dat heeft dus niet echt geholpen. Ik had veel over de camino gelezen en me laten informeren door Huberta Wiertsema, van pelgrimsherberg L’Esprit du Chemin die toen nog in Saint-Jean-Pied-de-Port zat. Ze adviseerde ons de eerste dag vast halverwege de berg te lopen. Dat kwam goed uit, want die dag was het heel koud met veel regen en sneeuw. We waren de laatste pelgrims die de berg op mochten, daarna is de pas afgesloten. Ik denk dat daar al de kiem voor mijn ziekte is gelegd. Of misschien zelfs wel thuis. Mijn buren zeiden later: “Je had al zo’n raar kuchje toen je wegging.” We kwamen de volgende dag uitgeput in Roncesvalles aan, tot niets meer in staat. We wilden alleen maar slapen. De dag erna was het prachtig weer en liepen we in korte mouwen. In Pamplona was het ook schitterend weer en konden we even bijtanken. Dat had je wel nodig na zo’n enerverend begin. We hebben onze winterkleren naar huis gestuurd, maar toen de kou en sneeuw weer terugkwamen, waren we behoorlijk onthand.’

Herenschoenen

‘Het samen lopen ging op zich goed. We hadden altijd al een sterke band, maar hadden nu meer gelegenheid met elkaar te praten. Ik kon wat dingen over mijn verleden vertellen, wat ik zoal had meegemaakt. Onderweg zag Merel een paar zware herenschoenen in een boom hangen. Ze heeft die meegenomen en later vond ze de eigenaar. Hij had ze bewust achtergelaten. “Ze zaten niet lekker.” Twee dagen later zat Merel er helemaal doorheen. Toen kwam de man van de schoenen langs en heeft haar een massage gegeven. Dat is het leuke van de camino, je krijgt terug wat je hebt gegeven.’

Brombeer

‘De herberg in de kerk van Granon was een bijzondere ervaring. Ik heb me toen wat teruggetrokken zodat Merel met jonge mensen op kon trekken, maar ik denk dat ik toen al ziek begon te worden. In Espinosa del Camino begon het weer te regenen. We zaten als enige in een herberg met een brombeer van een hospitalero, maar dat bleek later toch een heel aardige man te zijn. In Agés werd ik niet lekker en toen heeft de hospitalera ons een hotelletje in Burgos aanbevolen. Het idee was om daar twee nachten te blijven, dan zou het wel weer goed gaan. Tenminste, dat denk je dan. Het bleef maar zeiken van de regen. Het was de week voor Pasen, Jezus werd voor een processie uit de kerk gehaald en die moest dan ook door die regen. In San Bol zag ik wel aan mezelf dat ik ziek was. De herberg was een klein gebouwtje in de middle of nowhere waar we met vier pelgrims voor een houtkacheltje zaten. Die nacht keek ik naar buiten en zag de maan heel groot. Nog nooit zoiets moois gezien, echt een hoogtepunt.’

Ziekenhuis

‘In Itero de Vega kreeg ik ’s nachts pijn in mijn borst. Ik dacht echt dat ik doodging. Mijn moeder is op haar 58e overleden in haar slaap, dus het zal ook wel psychisch zijn. De volgende dag zijn we toch weer op weg gegaan, maar ik was ziek, zo ziek. Het was mistig en je zag niets. Ik ben langs de kant van de weg gaan liggen. Er kwam een politieauto langs, de agenten keken naar ons en ik begrijp nog steeds niet waarom ik niet gevraagd heb of we in mochten stappen. Toen hebben we een taxi naar het ziekenhuis genomen. Ik was bang dat ik hartproblemen had, maar dat was gelukkig niet zo. Ze waren in het ziekenhuis niet erg vriendelijk terwijl je op dat moment juist zo’n behoefte hebt aan iemand die je geruststelt.
We zijn toch weer een dag doorgelopen want ik heb geen moment gedacht dat ik op zou houden. In Sahagún was ik nog steeds ziek, dus daar zijn we ook weer twee dagen gebleven. We hebben er de trein naar León genomen. Ik belde er mijn man die zei dat ik naar huis moest komen. Ik zei: “Belachelijk, natuurlijk kom ik niet naar huis.” Jaap liet echter mijn zwager, een hartspecialist, naar me bellen. Hij vroeg zakelijk wat mijn klachten waren. “Kortademig, koorts.” Zijn antwoord was kort. “Dan kom je nu ogenblikkelijk naar huis.”

Mijn wereld stortte in. Daar had ik helemaal niet op gerekend, maar mijn zwager vond het risico op longontsteking te groot. Van Merel moest ik ook naar huis. We hadden van tevoren afgesproken dat wanneer een van ons ziek zou worden de ander door zou gaan, want dit doe je maar eens in je leven. Merel zei: “Je gaat naar huis en als je weer opgeknapt bent, lopen we samen de laatste honderd kilometer.” ‘

Dan kom je nu
ogenblikkelijk
naar huis

Zware bronchitis

‘Ik baalde wel dat ik terug moest naar Nederland maar ik voelde mij eigenlijk te ziek om er goed over na te denken. Eenmaal thuis was mijn grootste zorg om beter te worden zodat ik met Merel de laatste honderd kilometer zou kunnen lopen. Op die voorwaarde was ik teruggegaan naar Nederland. Het bleek uiteindelijk om een zware bronchitis te gaan en ik heb veertien dagen voor pampus in bed gelegen. Ik had regelmatig per app contact met Merel om haar aan te moedigen. Zelf dacht ik niet dat ik op tijd beter zou zijn om terug te kunnen gaan naar Santiago maar dat heb ik Merel niet verteld. Uiteindelijk was ik voldoende opgeknapt om de laatste tien kilometer naar Santiago te lopen. Wat was het geweldig om samen Santiago binnen te wandelen.

Terugkijkend op die periode vallen alle puzzelstukjes in elkaar. Ik keek regelmatig naar de EO en dacht wel eens, zo’n warm bad, dat zou ik ook wel willen. Ik ging op camino omdat Merel het me vroeg, maar ook om God te vinden. Ik heb God niet ontmoet maar eigenlijk ook weer wel. God heeft ervoor gezorgd dat ik ziek werd waardoor Merel de tocht af kon maken om te laten zien dat ze ook zonder mij kon. Ik weet niet of Merel het ook zo ervaren heeft, daar laat ze zich nooit zo over uit.’

Afgesloten

Ik heb er nu vrede mee dat ik de camino niet heb kunnen uitlopen. Ik ben nogal prestatiegericht, dus ik baalde er eerst van dat ik hem niet af heb kunnen maken, maar later besefte ik dat het prachtig is zoals het allemaal gegaan is. Ik heb hem een stuk mogen lopen en Merel heeft hem af kunnen maken. Hoe mooi kan het allemaal zijn. Voor mij is het afgesloten. Ik vind het leuk de Jacobsstaf nog te ontvangen zodat ik nog een beetje bij de pelgrims betrokken ben, maar ik heb geen behoefte meer de camino nog een keer te lopen.

Dit interview verscheen eerder in de Jacobsstaf , kwartaalblad van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob.

Scroll naar boven