Een veelheid aan uitdagingen

Afgelopen januari ging ik na bijna veertig onderwijsjaren met pensioen. Het ‘overgangsproject’ werd een fietstocht van Gemert naar Istanbul. Een fantastische ervaring. De tijdverdichting die het leven van oudere mensen gevoelsmatig steeds sneller laat verlopen, ontbrak op mijn fietstocht volledig. Voelde ik me daardoor jeugdig? Nou, bergop tijdens een steile helling van tien of vijftien procent niet bepaald! Maar bij het muziek maken met vier twintigers en dertigers in Wenen weer wel. En ook qua tijdsbeleving. Pelgrimeren is verlangzamen. En anti-haast is fijn.

Is een fietstocht wel een pelgrimstocht?

Een van de beschrijvingen van pelgrimeren is dat ‘je een lichamelijke inspanning doet, langere tijd onderweg bent en dat de tocht met relatief weinig luxe wordt afgelegd’ (Gerard Beltman op Wandelnaarjezelf.nl). Anderen zien pelgrimeren als reizen naar een heilige plaats, naar een bedevaartsoord dat een bijzondere betekenis heeft binnen een religie. Voor mij speelde dat religieuze helemaal niet. Ik bezocht wel degelijk kathedralen, moskeeën en synagogen en vond het interessant om te zien dat religie zo’n grote invloed op de Europese geschiedenis heeft gehad. Maar religie was voor mij geen motief om als finishplaats Istanbul te kiezen. In 2017 maakte ik een heerlijke tocht naar Santiago de Compostela – een deel fietsen en een deel lopen. Na mijn recente pensionering zocht ik een nieuwe, vergelijkbaar grote uitdaging. Veel Santiagogangers kiezen dan voor Rome, maar dat trok me niet. Ik wilde graag nieuwe, onbekende landen en steden bezoeken. Een blik op de kaart van Europa leerde me dat Istanbul me die mogelijkheid zou bieden. Onderweg zou ik dan ook de hoofdsteden Praag, Wenen, Bratislava, Boedapest, Belgrado en Sofia kunnen bezoeken. Ik koos voor Istanbul, en dat is me goed bevallen. Niet dat ik zo’n stedengek ben – na twee dagen kan ik al last krijgen van de veelheid aan prikkels. Maar juist de afwisseling tussen natuur en cultuur in ‘nieuwe landen’ maakte mijn tocht tot een rijke ervaring. Was het een pelgrimstocht? Ik vind dat een totaal onbelangrijke vraag.

Tijdverdunning

Elk jaar in oktober denk ik: wordt de klok nu alweer verzet? Het lijkt nog maar zo kort geleden dat we een uurtje naar voren gingen. Naarmate je ouder wordt, lijkt de tijd steeds sneller te gaan. Er bestaan in de psychologie verschillende verklaringen voor. Eén daarvan is dat je op oudere leeftijd steeds minder dingen voor het eerst meemaakt. Dat je veel minder nieuwe herinneringen aanlegt dan toen je 15 of 25 was. Dat zorgt voor tijdverdichting. Het leven lijkt steeds sneller te gaan.

Op mijn tien weken durende solotocht van Gemert naar Istanbul maakte ik veel dingen voor het eerst mee: WarmShowers-overnachtingen, wildkamperen, het tegen een helling op moeten duwen van mijn fiets-met-bepakking, een hondenbeet, de noodzaak om Google Translate te gebruiken in de communicatie met een arts omdat hij jouw talen niet spreekt, als invaller meedrummen met een funkbandje in Wenen, een doodlopend gpx-spoor, verdwalen in Sofia toen mijn telefoon leeg was en ik me de naam en het adres van mijn hostel niet kon herinneren, enzovoort, enzovoort.

Het hebben van veel eerste ervaringen levert het tegengestelde op van tijdverdichting, namelijk tijdverdunning. Maar ergens brengt het ook een vertekend beeld, zeker voor de buitenwereld. Iemand was jaloers op me omdat ik zoveel meemaakte. Ik maakte helemaal niet zoveel mee, vond ik. Maar maak je drie keer op een dag iets aparts mee en plaats je die leuke verhalen met foto’s in je ‘68-dagen-blog’ dan zijn dat wel al 200 momenten. Juist omdat je zoveel kilometers maakt, verzamel je veel bijzondere gebeurtenissen. Daarmee werd mijn blog Istanbulfiets.wordpress.com een document dat opviel, waar thuisblijvers over praatten en me complimenten over stuurden. En daar genoot ik dan weer van.

Gewoon volhouden

Wat me onderweg wel tegenviel was het aantal ontmoetingen met andere langeafstandsfietsers en het aantal sociale contacten en gezellige gesprekjes met de lokale bevolking. Dat is de keerzijde van reizen in Oost-Europa wanneer je elkaars talen niet spreekt.

Sommige volgers vonden me een kanjer. Dat was lief – en ik ging ze op den duur nog bijna geloven ook – maar voor mij voelde het fietsen niet als iets aparts. Gewoon volhouden. Elke dag een etappe van zo’n 75 kilometer – met uitschieters zowel naar 50 als naar 100 – en je komt er vanzelf. Zo simpel is het. Dat is niet apart. En toch ook weer wel. Volgens mij vooral omdat niet zoveel mensen op deze manier voor langere tijd het onbekende tegemoet durven rijden. Of omdat hun gezondheid het niet (meer) toelaat.

Alle landen zijn hetzelfde …

Het was een rare gewaarwording, zo rond de helft van mijn tienwekentocht. In enkele weken tijd kwam ik door Oostenrijk, Slowakije, Hongarije, Servië, Kroatië en Bulgarije. Hoewel ik via de grote steden – met hun indrukwekkende overblijfselen uit een rijke geschiedenis – meer culturen ontmoette dan tijdens mijn hele tocht naar Santiago, gingen de landen steeds meer op elkaar lijken. Natuurlijk, taal en munteenheid verschilden echt wel, maar verder waren er vooral overeenkomsten. Asfaltwegen en grindpaden door prachtige natuur. Gewone straten door gewone dorpjes. En wat opviel: al die dorpjes leken vooral leeg. Er stonden huizen en kerken, er waren geparkeerde auto’s en tuintjes, maar er liepen opvallend weinig mensen. Er speelden nauwelijks kinderen op straat. Leeft de internet- of coronageneratie vooral binnen? Ik weet het niet, maar ik vond het wel opvallend. En als je daar dan met je fietsje doorheen komt, dan is er weinig verschil tussen een dorpje in Hongarije of in Kroatië, tussen een landweggetje in Slowakije of in Servië.

Verschillen tussen landen

Landen lijken erg op elkaar zolang onderweg alles loopt zoals het bedoeld is. Toen ik in een bergdorpje in Servië door een wilde hond in mijn kuit gebeten werd, veranderde dat. De behulpzame bewoners hielpen direct met desinfecteren. Zij vertelden dat hondsdolheid (rabiës) in hun regio niet voorkomt. Maar kun je daarop vertrouwen? Rabiës kan dodelijk zijn. Ik wilde de volgende dag toch graag dat een arts er naar zou kijken en me indien nodig een inenting zou geven. Dan ontdek je dat je beter kunt kiezen voor een overheidscentrum (want gratis) dan voor een particulier medisch centrum (want duur). De ober die me die tip gaf deed dat fluisterend, omdat hij blijkbaar niet wilde dat andere restaurantgasten meeluisterden.

Aankloppen en binnenlopen

Dan blijkt een huisarts 5 kilometer verderop alleen ‘s morgens praktijk te houden. En een groter medisch centrum lag 20 kilometer verderop, maar daar ging geen openbaar vervoer naartoe. En dus werd het een taxi. In de wachtkamer konden de mensen me niet goed duidelijk maken wanneer ik aan de beurt was. Ik begreep en verwachtte dat ik binnengeroepen zou worden, maar dat was niet zo. Na een half uur geduldig wachten bleek dat ik gewoon bij de kamer van de arts mocht aankloppen en binnenlopen. En eenmaal bij de arts ontdekte ik dat de goede man – heel vriendelijk en behulpzaam – niet één woord over de grens sprak. Dan worden verschillen met Nederland opeens groter. In Nederland spreekt iemand met een universitaire opleiding zeker Engels en waarschijnlijk ook nog andere talen. In deze spreekkamer bleek communiceren alleen mogelijk via Google Translate, voor hem duidelijk de allereerste keer. Het lukte. Hij kon me geruststellen dat in de regio waar ik de beet had opgelopen op dat moment geen rabiës heerste. Het kostte me een dag, maar leverde genoeg op.

Ook op andere momenten realiseerde ik me dat niet alle landen hetzelfde zijn. Tijdens een gratis stadsrondwandeling in Belgrado vertelde de gids ons dat hij op zijn dertigste formeel al in vier verschillende landen had gewoond, met vier verschillende paspoorten. En dat terwijl Belgrado altijd zijn woonplaats was geweest. Toen voelde ik me dankbaar dat mijn wieg in Nederland heeft gestaan.

Pelgrimstocht binnen pelgrimstocht

Als amateurmuzikant ervaar ik al meer dan een halve eeuw hoe muziek mijn leven verrijkt. Mijn fietstocht naar Istanbul gaf me de kans enkele plaatsen te bezoeken waar klassieke componisten geleefd en gewerkt hebben. In Bonn bezocht ik het museum in het geboortehuis van Ludwig van Beethoven. In Bayreuth stond ik bij de vleugel waaraan Wagner nog werkte aan zijn Ring des Niebelungen en waar ook zijn schoonvader Liszt op speelde. In het Oostenrijkse Rohrau fietste ik onverwachts langs het geboortehuis van Joseph Haydn. Het bezoeken van deze plaatsen met bijzondere koppelingen naar de klassieke muziek zorgde voor een pelgrimstocht binnen een pelgrimstocht.

Muziek verbroedert

Muziek kent geen grenzen. Muziek verbroedert. In Wenen ervoer ik dat toen ik als 63-jarige invaldrummer mee repeteerde met de jeugdige funkband van mijn WarmShowers-host. In Bonn nam ik ruim de tijd om te luisteren naar een straatorkest dat onder meer filmmuziek speelde uit Mission Impossible. En juist die muziek had ik vijf dagen eerder nog op een concert in Gemert met ons orkest uitgevoerd. Uit mijn blog: 

‘Tussen enkele nummers door kort met de groep gekletst. Ze kwamen uit … Rusland en Oekraïne. Daar waar het voor politieke leiders een echte Mission Impossible blijkt, is samenwerken voor deze voortreffelijke musici een Mission Possible. Muziek verbroedert, dat werd me weer eens duidelijk.

Ik vind dat UNESCO haar werelderfgoedlijst maar eens moet uitbreiden met dit soort culturele hoogstandjes: fijn samenspel tussen musici uit landen die met elkaar in oorlog zijn.’

Minpunten uitvergroot

Aan het einde van dag 26 gaf ik mijn weblog de titel ‘Poeh poeh!’ mee. Ik schreef: ‘Een groot deel van de dag kon ik er echt niet van genieten. Het begon al vroeg met brandende zon. Het was warm. Heel warm. Vanmiddag liep de temperatuur op tot 29 graden. Dat zorgde ervoor dat ik het fietsen als zwaar ervoer. Bijzonder fenomeen: als je je dag niet hebt dan worden minpunten uitvergroot. Ik ergerde me aan wind tegen (terwijl die feitelijk best meeviel). Hellingen leken steiler. Er was meer autoverkeer, en de voertuigen zoefden sneller en met meer geluid dan anders aan me voorbij. ‘Gek hè,’ zei ik tegen mezelf, ‘je koos zelf voor bredere interlokale wegen in plaats van rustige bospaden.’ Ik had veel meer dan andere dagen last van insecten in mijn gezicht. Eentje kwam in mijn mond en bleef zelfs in mijn keel hangen. Ik kon hem een tijdlang niet uitspugen én niet doorslikken. Grrr … En gisteren had er zich blijkbaar eentje tussen mijn rug en shirt genesteld en me een keer of tien gebeten. Jeuk, dus …

Pas aan het einde van de middag, na de nodige pauzes met zoet, zout en vocht, keerde de rust in mijn hoofd terug. Toen kon ik ook weer genieten van wat ik om me heen zag, zoals een leuke schaduw van mezelf en enorme velden met gras, graan, bloemen en aubergineplanten. Tenminste, volgens Google Lens.’

Wat heeft het me gebracht?

Het belangrijkste wat ik aan mijn reis heb overgehouden is de overtuiging dat er voor elk probleem vroeg of laat een oplossing komt. Niet altijd de fijnste, maar wel een oplossing. En ik heb weer geleerd dat het geen zin heeft om me druk te maken. De meeste dingen zijn onbelangrijk.
Toen ik een keer na drie uur fietsen (en lopen!) hemelsbreed zeven kilometer verder was gekomen, baalde ik even. Tot ik een schildpad zag.
Toen vlak voor Istanbul mijn gpx-track me op een doodlopend bergweggetje bracht en het omkeren me langs de vangrails van een autosnelweg stilzette, vroeg ik me af of ik mijn slaapplaats die dag nog wel zou bereiken. Maar ik was tijd steeds minder belangrijk gaan vinden. Wat maakt het uit of ik vanmiddag om twee uur in Istanbul arriveer of om vier uur? Er komt zeker een oplossing. Elke zware helling eindigt een keer. Een onweersbui stopt een keer. De zoektocht naar een slaapplaats komt vanzelf een keer ten einde. Moet ik bij een kruispunt, met veel verkeer van links en rechts, lang wachten, toch kan ik een keer oversteken. Ik vind trage processen steeds minder vervelend. Mijn geduld is lekker getraind. Onthaasten. Pelgrimeren is anti-haasten. Pelgrimeren is verlangzamen. Dus ook over een schijnbaar doodlopend spoor maakte ik me niet erg druk. Ik zocht naar een oplossing en liet de tijd geduldig zijn werk doen. Al moest ik vanwege de gekozen oplossing ook wat grenzen overgaan door 10 kilometer op de vluchtstrook van een snelweg te fietsen. Dat is dan maar zo. Op zo’n tocht heb je ook af en toe wat lef nodig. En wat geluk. Dat heb ik gehad.

Scroll naar boven